Overzicht van recente ontwikkelingen op het gebied van omgevingsrecht en vastgoed

Beoordelingskader van de Afdeling Bestuursrechtspraak bij beroep tegen de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan
In de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is sprake van de volgende, vaste lijn, in beroepsprocedures met betrekking tot bestemmingsplannen.

In principe heeft de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan de beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Het besluit moet echter wel zorgvuldig worden voorbereid en deugdelijk gemotiveerd worden.

In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan echter geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.

Het is in beginsel niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening om in een bestemmingsplan bestemmingen op te nemen die niet binnen de planperiode van 10 jaar zullen worden verwezenlijkt. Bovendien dient de raad in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan dient de raad te beoordelen of zich reeds een parkeertekort voordoet en in hoeverre door het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zich daartoe verhouden. Als dat niet is gebeurd is er sprake van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit.

Staatssteun
Een aspect waarmee gemeenten rekening moeten houden bij de vaststelling van een bestemmingsplan is of er al dan niet sprake kan zijn van staatssteun. Belangrijk aandachtspunt voor gemeenten en marktpartijen is dus de vraag of er al dan niet sprake kan zijn van ongeoorloofde staatssteun. Zelfs als het bestemmingsplan niet wordt vernietigd door de bestuursrechter, dan nog kan de Europese Commissie van oordeel zijn dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun en de terugvordering daarvan gelasten.

Nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad
Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten in werking getreden, althans met betrekking tot het gedeelte van de onrechtmatige overheidsdaad. Hierin is in onze nieuwsbrief d.d. 9 juli 2013 uitgebreid op ingegaan.

Het gedeelte met betrekking tot nadeelcompensatie (d.w.z. schadevergoeding bij rechtmatige besluiten) is nog steeds niet in werking getreden. De verwachting is dat dit pas in de loop van 2016 zal gaan gebeuren. De meeste overheden beschikken over een eigen nadeelcompensatieregeling. Deze blijven voorlopig dus gewoon van kracht.

Interessant is dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in een recente uitspraak van 22 januari 2014 een overweging heeft gewijd aan de nieuwe wet. De Afdeling geeft aan dat in het onderhavige geding ingevolge het overgangsrecht het recht geldt, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wet, waardoor in dit geval artikel 8:73, eerste lid van de Awb (oud) van toepassing was. Dit artikel is overigens inmiddels vervallen.

Voorzover bekend zijn er tot dusverre nog geen uitspraken bekend met betrekking tot schadeverzoeken op basis van de nieuwe wet. Sinds 1 juli 2013 kan namelijk via een verzoekschrift een verzoek tot schadevergoeding wegens onrechtmatig overheidshandelen bij de rechtbank worden ingediend.

Nadeelcompensatie bij een tijdelijke wegafsluiting
In de meeste gevallen waarin wordt verzocht om nadeelcompensatie wordt een drempelbedrag van 15 procent redelijk geacht om voor risico van de ondernemer te blijven. Dit wordt geacht onder het maatschappelijk risico te vallen. Er zijn echter uitspraken bekend waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat het niet zonder meer redelijk is om een drempel van 15 procent van de omzet op jaarbasis te hanteren. Een voorbeeld daarvan is de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 5 december 2012 ( Wouwse Tol). De Wouwse Tol exploiteert een hotel-restaurant aan de A58. Vanwege groot onderhoud aan o.a. de A4 en een tijdelijke volledige afsluiting van de afslag naar haar bedrijf, heeft de Wouwse Tol schade geleden. De Minister heeft het verzoek om nadeelcompensatie afgewezen. De Afdeling is echter van oordeel, dat het niet zonder meer redelijk is om een drempel van 15 procent van de jaaromzet te hanteren.

Ook in andere uitspraken (o.a. ABRvSt 15 december 2004) heeft de Afdeling geoordeeld, dat schade ten gevolge van een volledige wegafsluiting gedurende bijvoorbeeld 26 dagen buiten het normale ondernemersrisico valt en dus in principe voor schadevergoeding in aanmerking komt. In een recente uitspraak van de Afdeling (ABRvSt 11 december 2013, Hollandse Brug) heeft de Afdeling geoordeeld dat in bepaalde gevallen een korting wegens voordeelverrekening redelijk kan zijn, echter in dit concrete geval was een extra korting van 5 procent niet redelijk. Het hoger beroep werd daardoor gegrond verklaard en er werd een aanvullende schadevergoeding toegekend.

Planschade
Dat ook de plaatsing van windmolens kan leiden tot aanspraak op vergoeding van planschade blijkt onder meer uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 januari 2014. Ook hier hangt het in hoge mate af van de concrete omstandigheden van het geval maar in principe behoort planschade tot de mogelijkheden.

Lijdt u schade ten gevolge van het project Rotterdamse Baan?

In 2015 is gestart met het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de realisatie van het project Rotterdamse Baan. Het betreft een gezamenlijk project van de gemeenten Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk.

Doel van dit project is het verbeteren van de verkeersafwikkeling in de regio Den Haag door middel van een nieuwe verbinding, die zal lopen via Voorburg-West naar de Centrumring van Den Haag. Gestreefd wordt naar verbetering van de leefbaarheid langs de stedelijke hoofdroutes, vermindering van het sluipverkeer door woonwijken in Voorburg, Rijswijk en Den Haag en verbetering van de doorstroming tussen knooppunt Ypenburg en het Prins Clausplein, en tussen de aansluiting Voorburg (A12) en het Prins Clausplein. De werkzaamheden zullen doorlopen tot en met 2019.

Door de realisatie van dit project kunnen bedrijven en burgers uit Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk schade ondervinden.

Woont u in het betreffende gebied of oefent u daar uw bedrijf uit en zult u schade ondervinden van deze werkzaamheden? Dan zijn er in principe mogelijkheden om deze schade vergoed te krijgen. Het kan hierbij gaan om o.a. planschade, nadeelcompensatie en/of schadevergoeding wegens onrechtmatige handelingen.

Hiervoor is een Gemeenschappelijke verordening nadeelcompensatie, planschadetegemoetkoming en schadevergoeding voor onrechtmatige handelingen bij het project Rotterdamsebaan opgesteld.

Op basis van deze verordening kunt u een verzoek om schadevergoeding indienen bij het Schadeloket Rotterdamsebaan.

Voor nadere informatie:

http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Documenten-Rotterdamsebaan.htm
http://www.denhaag.nl/home/bewoners/verkeer-en-vervoer/verkeersprojecten/rotterdamsebaan.htm

Heeft u te maken met schade en/of overlast ten gevolge van dit project, neemt u dan vrijblijvend contact op.

[small_button link=”http://msadvocatuur.nl/contact” color=”red”]Neem contact op/small_button]

Nieuwe jurisprudentie overheidsaansprakelijkheid

Wanneer er sprake is van de vernietiging van een besluit van een overheidsorgaan bestaat er in sommige gevallen recht op schadevergoeding. Hier is in eerdere nieuwsbrieven al uitgebreid op ingegaan.

Uit recente uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt wederom dat er in dergelijke gevallen sprake kan zijn van een schadevergoedingsplicht.

Schade ten gevolge van indienen van nieuwe bouwplannen op verzoek van de gemeente

Wanneer er meerdere malen een bouwplan wordt ingediend bij de gemeente en de gemeente besluit uiteindelijk toch om de bouwvergunning te weigeren, kan er sprake zijn van een recht op schadevergoeding. Deze situatie deed zich voor in een procedure bij de Raad van State waarbij de gemeente Assen betrokken was.

De situatie was als volgt. De gemeente had tot drie keer toe een bouwvergunning geweigerd. Dit terwijl de aanvrager van de bouwvergunning het bouwplan meerdere malen op verzoek van de gemeente had aangepast. Toch weigert de gemeente de bouwvergunning. Dit besluit wordt door de Rechtbank vernietigd. Door de aanvrager zijn kosten gemaakt voor de diverse aanpassingen van het bouwplan. Ten gevolge van de onrechtmatige besluitvorming door de gemeente heeft de aanvrager recht op vergoeding van de geleden schade. Ook de gemaakte meerkosten van het nieuwe bouwplan komen voor vergoeding in aanmerking.

Een soortgelijke situatie deed zich voor bij de gemeente Amsterdam, waar schadevergoeding werd gevorderd wegens geleden schade wegens vertraging bij de realisering van het bouwplan en de verkoop van een terrein. Ook hier was sprake van de vernietiging van een besluit tot weigering van de bouwvergunning. Echter om daadwerkelijk in aanmerking te kunnen komen voor vergoeding van de geleden schade moet wel worden aangetoond dat er sprake is van schade, bijvoorbeeld door middel van concrete bedrijfsgegevens. Ook moet worden bewezen dat de geleden schade aan het betreffende besluit kan worden toegerekend en de schade door dit besluit is veroorzaakt.

Schadeplichtigheid bij onrechtmatige overheidsdaad

Wanneer er sprake is van een intrekking van een (exploitatie)vergunning op basis van een onjuist Bibob-advies en dit besluit wordt naderhand vernietigd, kan er ook sprake zijn van schadeplichtigheid en aansprakelijkheid van de Staat op basis van onrechtmatige overheidsdaad.

Ook bij wetgeving waarbij sprake is van benadeling van bepaalde personen, terwijl er geen volledige schadeloosstelling wordt verstrekt, kan er sprake zijn van een onrechtmatigheid wegens strijd met artikel 1 EP van het EVRM (ontneming van eigendom). Dit deed zich bijvoorbeeld voor in de procedure, aangespannen door pelsdierhouders tegen de Staat vanwege de Wet verbod pelsdierhouderij. De Rechtbank Den Haag heeft op 21 mei 2014 geoordeeld dat er sprake is van overheidsaansprakelijkheid omdat er geen adequate vergoeding is geboden aan de pelsdierhouders. De Staat heeft inmiddels tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.